Voor het ND schreef Frank Mulder een paar keer per jaar een column in de rubriek Sporen. Op zoek naar sporen van Gods koninkrijk. Deze keer: toevlucht.
“In mijn eigen land heb ik drie huizen, maar hier slaap ik in het park.” De breedgeschouderde Bosniër van een jaar of dertig drinkt nog een slok koffie. Asiel krijgt hij niet, werk is niet te vinden en terug naar zijn land is uitgesloten. Te veel gebeurd. In flarden komt zijn verhaal eruit. Oorlog. Problemen. “Drie jaar geleden ben ik met de auto tegen een andere auto geknald. Vier mensen dood, inclusief mijn vrouw.”
“Ik kan nooit meer terug. Ik moet boeten voor mijn verleden”, zegt hij. Voor wie, vraag ik. Voor God, of voor jezelf? “Voor mezelf… Nou ja, ook een beetje voor God. En ook voor alle vrouwen.” Hij is er duidelijk niet trots op.
We zitten in de kerk, een Utrechtse kerk waar dertig matrassen zijn neergelegd voor mannen zonder verblijfvergunning. De daklozenopvang heeft voor hen geen plek, en uit protest dat de gemeente deze mensen in de kou laat staan, hebben de Utrechtse kerken deze opvang opgezet, genaamd Toevlucht, met honderd vrijwilligers. Een keer per maand ben ik nachtwacht.
Het is wel treurig, maar gek genoeg ook gewoon heel gezellig. Ik weet niet hoe dat komt. Het is puur. Er is totaal geen opsmuk en geen franje, zelfs de muren zijn kaal. Er is geen mooipraat, geen maskers. Als ik een man naar zijn situatie vraag, draait hij zich botweg om en roept iets in de trant van “weer zo’n burgerman die me uit wil horen”. Maar op een ander moment, als ik hem ergens mee help, dan bedankt hij me vriendelijk en vraagt hij hoe het met m’n kinderen is.
Sommige mensen zijn in de war, anderen zijn daarentegen doodnormaal. En het is heel mooi om te zien hoe ze met elkaar omgaan. De francofone Afrikanen zitten een paar potjes te pesten. De zachtaardige Armeniër, die zo een student had kunnen zijn, schaakt de vrijwilligers onder tafel. Een Ivoriaan brengt sfeer in de zaal met een telefoon vol reggaemuziek. There will be peace in Liberia, zingt Alpha Blondy, en de mannen neuriën zachtjes mee.
Hoe vaak maak je dat mee, dat je om drie uur ’s nachts thee zit te drinken met een man die is opgepakt toen hij deze opvang zocht, vervolgens is uitgezet, maar doodleuk is teruggelift omdat hij hier nog geld krijgt van iemand? Hoe vaak ontbijt je met iemand die al meer dan tien jaar probeert een terugreisvisum naar zijn land te krijgen, maar geen toestemming krijgt en dus op straat moet leven?
Ik vind het erg indrukwekkend, vooral het moment dat we de handen schudden en weer uiteen gaan. Zij de straat weer op, ik naar mijn werk. Maar ik zit daar anders dan anders, en met een gevoel van gemis. Er was daar iets, in die kerk, het voelde koud en warm tegelijk. Vanavond wil ik eigenlijk weer.
Mulder, F. (2014, 8 maart). Sporen van het koninkrijk: Frank Mulder. Nederlands Dagblad. https://www.nd.nl/opinie/columns/891782/sporen-van-het-koninkrijk-frank-mulder